De koffieplant is ergens in de tiende of elfde eeuw in Ethiopië ontdekt.
Daar begonnen de eerste mensen koffie te drinken.
Het zwarte goud verspreidde zich in de vijftiende eeuw naar Jemen, waar de koffieplanten groeiden.
Een eeuw later werd er koffie gedronken in Perzië, Egypte, Syrië en Turkije.
Koffie werd niet alleen thuis gedronken, maar ook in koffiehuizen, zogenoemde 'qahveh khaneh'.
In de zeventiende eeuw importeerden Europeanen steeds meer koffiebonen uit Arabië.
In 1615 werd het eerste koffiehuis in Venetië geopend.
Daarna volgden grote steden in Engeland, Oostenrijk, Frankrijk, Duitsland en Nederland.
In 1663 opende het eerste koffiehuis in Amsterdam; een jaar later volgde een koffiehuis in Den Haag.
In het midden van de zeventiende eeuw waren er alleen in Londen zo'n 300 koffiehuizen.
Dankzij Nederland is koffie een populair drankje.
Nederlanders slaagden er in de tweede helft van de zeventiende eeuw in om zaden te verzamelen van de koffieplant.
Deze zaden werden naar Batavië (Indonesië) verscheept, waardoor er koffieplantages ontstonden op het eiland Java.
Al snel had Nederland een goedlopende koffiehandel.
De plantages verspreidden zich naar de eilanden Sumatra en Celebes.
Toch maakte de burgemeester van Amsterdam een grote vergissing.
Hij gaf in 1714 een jonge koffieplant cadeau aan koning Louis XIV van Frankrijk.
In 1723 nam Gabriel de Clieu in het geheim een stekje van deze plant mee naar de 'Nieuwe Wereld'.
Het stekje overleefde de reis, ondanks aanvallen door piraten en een groot tekort aan drinkwater.
De Clieu deelde zijn laatste drinkwater met zijn geliefde koffieplant.
Het stekje kreeg uiteindelijk plaats op het eiland Martinique in de Caribische Zee.
Dit eilandje is ruim twee keer groter dan Texel.
Vijftig jaar na aankomst van het stekje waren er maar liefst achttien miljoen koffieplanten op Martinique.
Hiervandaan verspreidde de koffieplant zich naar de Zuid- en Midden-Amerika.
In de achttiende eeuw werd er volop geëxperimenteerd met koffieplanten.
Er werden plantages gestart in jungles, op bergen en vlakten.
Op sommige plekken floreerden de koffieplanten, terwijl andere plantages niet van de grond kwamen.
De vraag naar koffiebonen bleef toenemen, waardoor veel landen aan het eind van de achttiende eeuw fortuinen verdienden aan het zwarte goud.