Op je tong zitten allemaal kleine bobbeltjes, dat zijn je smaakpapillen, die verschillende smaken herkennen: zoet, zuur, zout, bitter en umami.
Elke smaakpapil kan alle smaken proeven.
De smaak umami is een hartige smaak die toch net weer anders is dan zout.
De umami-smaak zit bijvoorbeeld in rijpe tomaten, oude kaas en paddenstoelen.
Test het zelf maar eens door heel bewust op een rijp tomaatje te kauwen.
Eerst proef je vooral zoet en zuur, maar na ongeveer twintig seconden komt er een andere hartige smaak tevoorschijn: dát is umami!
Voor je smaak is het ook belangrijk hoe eten voelt in je mond.
Als iets bijvoorbeeld knapperig is, denk je meteen aan iets lekkers als chips.
Waarschijnlijk vind je het dan meteen lekkerder dan als je een lepel zachte smurrie met klontjes in je mond voelt.
Smaak is ook een kwestie van wennen.
Als je iets niet lekker vindt, moet je niet meteen opgeven.
Je smaakpapillen weten zich soms gewoon even geen raad met een nieuwe smaakcombinatie.
Maar als je iets tien tot vijftien keer probeert, gaan ze het smaakje herkennen.
En dan kan het zomaar zo zijn dat je het ineens wél lekker vindt.