Een mattentaart is een gebak dat zijn oorsprong in Teralfene vindt, maar voornamelijk in de streek van Geraardsbergen aangetroffen wordt. Hoewel men over de oorsprong van de mattentaart weinig weet, is men er bijna zeker van dat de geschiedenis van de mattentaart teruggaat tot in de middeleeuwen. De ‘matten’ vindt men terug in oude dialecten in Duitsland, Frankrijk en Vlaanderen. Men gebruikte matten om sauzen van te maken, en nadien om taarten mee te bereiden. Met de benaming ‘matten’ bedoelt men geronnen of gestremde melk, het voornaamste bestanddeel van mattentaarten. Het aanwenden van wrongel in gebak kende blijkbaar succes want Abbé Delcourt vermeldt in zijn 'Histoire de la tarte au Maton' dat de koks en pasteibakkers uit de Middeleeuwen veel geronnen melk gebruikten. Het oudste bekende recept van de mattentaart werd door Thomas van der Noot in zijn 'Boeken van cokerijen' opgetekend. De mattentaart, zoals we die vandaag kennen, was de lekkernij bij uitstek op kermissen in westelijk Brabant, noordelijk Henegouwen en de Denderstreek vanaf 18e - begin 19e eeuw.