Belgische frieten zijn frieten gemaakt van een specifieke aardappelsoort die bloemig is, om de frieten krokant te maken aan de buitenkant, maar zacht binnenin.
Ze worden gesneden op een breedte van 1 à 2 centimeter, allemaal gelijkmatig om te zorgen voor een homogene garing, maar ook voor het uitzicht.
In plaats van enkele plantaardige olie te gebruiken en de frieten in één keer te bakken, gebruiken de Belgen rundsvet, ook ‘rundswit’ genoemd.
Je bakt de frieten voor een eerste keer in het vet om ze zacht te maken.
Vervolgens moet je ze gedurende ongeveer 20 minuten laten rusten.
De tweede keer bakken zorgt ervoor dat ze krokant worden aan de buitenkant, en dat ze veel smaak hebben.
Na het bakken mag je niet vergeten om de frieten te laten drogen op absorberend papier.
Zo zijn ze niet te vet.
De Belgen beschouwen frieten niet (altijd) als een bijgerecht, het is een gerecht op zich.
Geserveerd in een puntzak zijn de Belgische frieten voldoende op zichzelf.